Over de wereld ligt een deken van wolken. Waar ik ook kijk, mijn zicht beperkt zich tot slechts enkele meters.
Waar ik de brug over het kanaal vermoed, die ons met de stad verbind, zie ik slechts contouren van auto’s die uit mijn zicht verdwijnen en op weg naar nergens lijken te gaan. De toren waaruit doorgaans flinke rookpluimen opstijgen zie ik niet. Hij is opgegaan in de wolken. Slechts de geur van gebrande koffiebonen komt me tegemoet van over de brug. De branderij van koffie koning Douwe Egberts lijkt volop in bedrijf te zijn, maar ik zie geen wolken stoom die me daarvan overtuigen.
Hoe mooi moet het zijn om nu zelf van grote hoogte neer te kijken op onze stad die door een wit wattendek aan het zicht wordt onttrokken?
Ik heb foto’s genoeg gezien van de Dom die hoog boven de mist uittorent en ze blijft even majestueus als altijd. Ze prikt door de laaghangende bewolking heen en de top op 112 meter hoogte is uit een vliegtuig vast wel te herkennen. Met de Dom in zicht weet je dat je dichtbij huis bent. Hemelsbreed is het niet ver bij ons vandaan en als ik fietsen ga ben ik binnen een kwartier bij haar.
Haar geschiedenis is heroïsch te noemen. Al honderden jaren is ze markant boegbeeld van onze stad. Het is heus niet zo dat ik haar dagelijks mis, maar zo nu en dan moet ik even bij haar gaan kijken. Op een dag als vandaag wil ik haar niet zien. Ze gaat deels op in de mist die maar niet lijkt op te willen lossen. Haar schoonheid wordt teniet gedaan als ze niet in volle glorie is te bewonderen. Ze is fraai en gracieus als ze in haar geheel te zien is. Als je aan de voet van de toren staat en omhoog kijkt kan je net het topje nog zien en het geeft een gerust gevoel te weten dat ze over ons uitkijkt. Dat haar het zicht niet wordt ontnomen, maar dat ze de brug kan zien die de stad met onze wijk verbind.
Als ik onze straat inloop en haar richting opkijk zie ik haar niet. Zal ze ondanks dat ik haar niet kan zien, mij misschien wel kunnen bespieden?
De mist wil maar niet optrekken en als ik met Hummer eropuit ga dwaal ik wat in de rondte. Ineens doemt er iets voor ons op waarvan de top verdwijnt in het laaghangende wolkendek. Het is een van de woontorens in onze wijk. Zal ik aanbellen en vragen of ik vanaf de hoogste etage richting onze Dom mag kijken? Misschien zie ik de laatste meters van haar fraaie ranke lichaam en knipoogt ze even naar me omdat ze blij is me te zien.
Hans Peter