Hummer heeft er een hard hoofd in dat er ooit een dag zal komen dat hij aan mijn zijde door Parkwijk loopt en dat we staande gehouden worden door uitzinnige fans. Eerlijk gezegd ben ik ook die mening toegedaan, hoewel het lijkt of onze ster rijzende is. Sinds Hummer in mijn artikelen voorkomt en hij op Facebook ook nog weleens een plekje krijgt toebedeeld van me, meent hij zich de status te mogen aanmeten van BNH, Bekende Nederlandse Hond. Het is niet alleen om hem dat we worden aangesproken is gebleken, want ook zonder dat ik door Hummer word geflankeerd mag ik nu en dan rekenen op aanspraak van totaal onbekenden. Ik ben niet wars van aandacht en wanneer het me uitkomt zoek ik die zelfs op. Maar niets is leuker dan spontaan staande te worden gehouden om aangesproken te worden op mijn talent om woorden aaneen te rijgen tot zinnen en die weer tot zinvolle verhalen.
Mijn vrijwilligerswerk brengt me geregeld in contact met bezoekers van het Máximapark die ons goede werk loven. Natuurlijk laat ik me alle lof toezwaaien en laat ik met veel omhaal van woorden weten dat de parkvrijwilligers waarmee ik werken mag, onontbeerlijk zijn voor het beheer van het park. Onlangs werden mijn collega vrijwilliger en ik aangesproken door een mevrouw die doelgericht onze kant was uitgekomen. Ze sprak specifiek mij aan en niet vanwege het herkenbaar Máximapark-groene tenue dat ik droeg. Het was haar te doen om mij te complimenteren met wat ik schrijf. Niet enkel de artikelen voor www.regioleidscherijn.nl maar ook mijn boeken waren haar opgevallen. Haar complimenten aan mijn adres gericht lieten me boven mezelf uitstijgen zonder me arrogant te maken. Inmiddels heeft ze mij ook al laten weten het interview dat Joyce van Es van U-stad met me heeft gehouden, meermaals terug te hebben gekeken en iedere keer weer erdoor te worden ontroerd. Mijn ‘Dirigent zonder stokje’ heeft ze gelezen en haar bewondering voor het verhaal heeft ze niet onder stoelen of banken gestoken.
Eerder al liep ik op gelijke wijze een voormalige basisschooljuffrouw tegen het lijf in het park, die mij ook herkende. Niet zozeer vanwege mijn artikelen en boeken, maar omdat ze er zeker van was dat ze ooit les heeft gegeven aan mijn kinderen. Op de basisschool hebben ze inderdaad bij haar in de klas gezeten en daar hebben ze kennelijk indruk op haar gemaakt. Onze familienaam was haar eerder opgevallen wanneer deze onder mijn publicaties werd genoemd en nu liep ze mij zomaar in het Máximapark tegen het lijf en viel er van alles voor haar op zijn plek.
Mochten wij, Hummer en ik, ooit door een menigte worden omgeven dan hoop ik dat hij er net zo mee kan omgaan als ik doe, al denk ik dat hij venijnig zal grommen omdat hij met de situatie geen raad weet.
Geschreven door: Hans Peter van Rietschoten